Nam

12 september 2010 - Deventer, Nederland

 

Gedachten voeren mij terug in de tijd. Beleven in gevoel van nu, geeft een vervolg aan de reis van China naar Vietnam…

 

Een stukje van de wereld waarvan ik mijn vooroordelen en beperkte kennis optellend niet verder kom dan een beschamelend rijtje kreten dat gaat van de televisieserie tour-of-duty via bootvluchtelingen naar de welbekende loempia’s. Het is tijd dat dit rijtje wordt aangevuld of liever nog op zijn kop gegooid wordt met hetgeen we zelf beleven, want niets is wat het lijkt en om op basis van vooroordelen een land te beoordelen is niet echt iets wat ik nastreef.

 

Als we de grens tussen China en Vietnam te voet passeren met de rugzak op de schouders duurt het niet lang of staan we al snel oog in oog. Een Vietnamees. Een nieuw volkje waarover ik bij dit begin van het blog gelijk maar even mijn gedachten deel. In Apeldoorn hoef je niet lang te zoeken om een Vietnamees te vinden die vriendelijk is (loempiakraam marktplein noem ik als willekeurig voorbeeld), in Vietnam kost dit aanzienlijk meer moeite. Niet zozeer om een Vietnamees te vinden, maar de vriendelijkheid houden ze hier angstvallig verborgen, veel te bang om het weg te geven. Ze zijn sowieso bang om iets weg te geven in dit land, liever krijgen ze iets van je en dat “iets” is eigenlijk alleen geld. Ze zijn hier gek op geld en zullen alle middelen aangrijpen om dit te verzamelen. Een beetje liegen en bedriegen hoort daar natuurlijk bij. Een voorbeeld. De relatief verse geschiedenis van hun eigen land ten spijt, verkopen ze hier allemaal Amerikaanse legerspullen zonder enig gevoel van rancune. Dat laatste vind ik mooi, maar de reden hiervoor kost wat aanpassingsvermogen. Helemaal als ik mij verplaats in de gevoelens die in Nederland heersten en heersen na de tweede wereld oorlog jegens Duitsers. Het zet de raderen aan het draaien over deze vergelijking…maar goed, terugkomend op het onderwerp zijn er zoals altijd uitzonderingen en het ontmoeten van deze mensen is fantastisch en toont dat gelukkig niet alle mensen hetzelfde zijn. Na twee maanden omgang met Chinezen is het even behoorlijk wennen.

 

Terug naar het passeren van de grens, hetgeen mij verassend genoeg al snel doet denken aan Nederland. We gaan namelijk van loket-naar-loket en verzamelen langzaam stempel voor stempel. Ik vertrouw erop aan het einde van rij met officieel uitziende mannetjes de elf stempels in te kunnen wisselen voor iets moois. Halverwege deze tocht echter, zakt het elfstedentochtgevoel even naar het laagst mogelijk niveau. Moesten we nou voordat we Vietnam ingingen niet ergens een datum in het inentingenpaspoort zetten? Ik deel mijn plotselinge stress met Joanne en wat ik dacht klopt. We zijn iets vergeten en dat gaat ons vast problemen opleveren als we ons gele boekje moeten inleveren om te bewijzen dat we uit een niet-gele-koorts-land komen. Moeten we dit nu stiekem invullen voor dit legertje officials??? Pfff….we besluiten maar om geen datum in te gaan vullen dat zou nog meer argwaan wekken……de spanning verder opvoeren vind ik wat overbodig, want geen Vietnamees die zich druk maakt om de gele koorts nu de hele wereld zich buigt over de Q-koorts.

 

Over virussen en bacteriën gesproken, met eten weten de Vietnamezen wel raad. Zoals gebruikelijk in Azië hoef je nergens meer dan een paar stappen te zetten om iets eetbaars te bemachtigen. Een goede gewoonte waar wij wel raad mee weten. ‘s Ochtends is er al snel een favoriet ontbijtgerecht gevonden en wel een grote kom soep (Pho genaamd), waarnaast een groot bord met verse bladerachtige kruiden wordt gezet, waarmee je combinaties kan maken in diezelfde kom. Oftewel een soort van doe-t-zelf-soep. Super. Verder veel lekkers dat lijkt op wat je in China krijgt voorgeschoteld. De grootste verbazing die ik op mijn bordje kreeg was “de eerste loempia”. Naar dit geweldige moment had ik stilletjes toegeleefd en niets kon eigenlijk misgaan, totdat ik een soort rauwe loempia voorgeschoteld kreeg. Deze loempia had het frituurvet niet eens van veraf gezien. Wat een deceptie om zo’n gezond groen ding in de vingers te hebben, als je zijn bruingebakken broer verwacht. De herkansing liet natuurlijk niet lang op zich wachten, maar ook de gefrituurde broertjes en zusjes staan niet in de schaduw van de enige echte Nederlandse Vietnameze loempia. Iets wat zeker niet tegenvalt, zijn de drankjes hier. Waar je vers geperst suikerriet uit een plastic zakje drinkt gedurende de ochtend en de rest van de dag overgaat op Bia Hoi. Deze vrolijk aandoende zeemanskreet staat voor een biertje dat vers getapt wordt en louter verkrijgbaar is in louche tenten direct naast de straat. Meestal zit je dan ook letterlijk op de stoep je biertje (voor ongeveer 10 eurocent) te drinken.

 

Toen ik voordat ik aan deze reis in Nederland begon te informeren naar een verzekering die de gevaren dekt waaraan je aan deze kant van de wereld natuurlijk dagelijks wordt blootgesteld, snapte ik niet dat het oversteken van een straat in Hanoi in de categoriegevaarlijke sporten” was opgenomen. Nu geef ik de verzekeringsmaatschappijen groot gelijk en zou hen zelfs willen adviseren om deze gevaarlijke sport in gradatie te promoveren naaractiviteiten die buiten de dekking vallen”. De eerste keer dat wij stuitten op een schier onoverkomelijke verkeersader gevuld met tetterende brommers hebben we eerst onze verbazing een paar minuten de tijd gegeven om tot volle bloei te komen. Maar goed, wie houdt ons als wereldreizigers nou tegen om toch de weg over te steken…niets of niemand toch zeker? We hadden over deze extreme sport al wel iets gelezen, maar zo vlak voor de confrontatie stroomt de adrenaline met liters door ons lijf, net zoals de paar seconden voordat je van een brug afspringt met een elastiekje om je enkels (niet uit eigen ervaring overigens). Toch zetten we stap na stap op het asfalt. In een gelijkmatig tempo bereiken we de andere kant van de weg terwijl de scooters langs ons heenkomen als een soort zwerm wespen. We worden als het ware opgenomen door de stroom en aan de andere kant weer losgelaten. Interessant hier… de straat als levende organisme.

 

Dat op de vlag van Vietnam überhaupt geen brommer is afgebeeld snap ik trouwens nog steeds niet. Ik schrijf net een verhaal over de miraculeuze wijze waarop de mensen op deze voertuigen blijven zitten racend door de stad. Knapper wordt het als je je inbeeldt wat zij naast zichzelf op deze apparaten vervoeren. Waar we in Nederland aan een personenauto al snel tekort komen en minimaal een Vito nodig hebben om iets te vervoeren, wordt hier zonder problemen op de tweewieler vervoerd. Doe je ogen maar eens dicht en probeer je voor te stellen wat je kunt vervoeren op een zo’n ding. Inderdaad sowieso je hele familie (6 op een rij is geen uitzondering), maar ook een varkenshok met levende varkens, of zo’n 50 levende kippen, een stuk van 20 bierkratten, een straatrestaurant (inclusief keuken, eten, stoelen voor de gasten en keukenhulp!), blokken ijs zo groot dat ik eerst dacht een gletsjer te zien en zo kan ik nog wel even doorgaan. Het begrip transport heeft hier een volledig nieuwe dimensie gekregen.

 

Als ik dan toch ook met het toeristische praatje van wal steek, want een blog is per slot van rekening ook een feest van herkenning van hen die hier eerder waren en voor hen die er nog niet waren een bron om ooit zelf dit land te doorkruizen, doe ik het kort….of in ieder geval zo kort mogelijk.

 

Vietnam is een land dat zich door zijn vorm perfect leent om verticaal te reizen. Dus of je reist van noord naar zuid of andersom. Je begrijpt dan ook dat iedereen elkaar tegenkomt in het midden, waar het een drukte van jewelste is. Wij waren in het noorden dus ons reisplan was eigenlijk van nature al ontstaan. Voordat wij ons overgaven aan de wetten der logica, want om nou altijd rekalisitrant of recalcitrant te zijn is ook zo wat, ontsnapten wij Hanoi voor een cruise (ja ja) naar Halong Bay. Om de cruisedroom even bij te stellen, het was een drie daagse voor ongeveer 30 euro, dus alle luxe die bij het woord cruise in de gedachten waren geslopen kunnen er nu weer uit. Halong Bay is een stukje zee dat een heel bijzondere band heeft met het land en als je zo aan het varen bent is het net of er molshopen lukraak uit de zee omhoog steken. Aan boord maken we snel vrienden met een paar Australiërs en Israëliërs en op het dak is het niet vervelend om bier en verhalen delend te kijken hoe de zon ons verlaat. Overdag springen we in een kano om het water van dichtbij te bekijken. Peddelend door wat baaitjes komen we tot onze verbazing een minidorpje op zee tegen. Minder verbaasd zijn we dat de mensen hier allemaal hetzelfde beroep hebben: visser. Wel heel bijzonder om te zien dat ver van het vaste land mensen op drijvende stukken hout leven en hierop ook nog een onderkomen hebben gefabriceerd, compleet met huisdieren, winkeltjes en noem het maar op. Een van de nachten slapen we op een eiland en voordat we ‘s avonds gaan eten borrelen we aan de kant van de weg op de stoep bij een Bia Hoi tentje. De Vietnamezen vinden het al snel prachtig dat er

Überhaupt toeristen afkomen op deze vorm van horeca, dus binnen tien minuten voeren we een geanimeerd “gesprek” met één van hen. Nou is Vietnamees best lastig voor ons en Engels voor Vietnamezen niet minder complex, maar met handen en voeten lukt het toch. De hoeveelheid drank echter die onze gesprekspartner al naar binnen heeft weten te werken doet de communicatie geen goed, maar het wordt pas echt spannend als hij heel trots verteld dat hij de chauffeur is van de grote bus die half op de stoep staat geparkeerd naast dit tentje. Uiteraard stapt hij na nog een paar rondjes bier weer de bus in om zijn route te vervolgen.

 

Halverwege het land uit de trein stappen is helemaal niet erg. Helemaal niet als je de avond daarvoor, onder hilariteit van een coupé vol Vietnamezen, eerst alle kakkerlakken je bed hebt uitgejaagd. Gelukkig bracht de reis ook een soort bingo met altijd prijs, waarbij je eerst een bonnetje moest kopen en later een super kitsch roze plastic bordje met rijst en van alles erbij kreeg. De laatste uren werden we in de trein getrakteerd op zulke mooie zee-uitzichten dat deze treinrit vast al in zo’n NCRV treinenprogramma is geweest. Uitgestapt ben je dan in Hoi An. Een dorpje dat zo ongeveer bezet is door één gilde, namelijk die van de kleermakers. Gelukkig was er voor ons ook genoeg te beleven hier en zoekend naar een tentje om lekker te eten was het hier helemaal prijs. Naast eten koken konden deze supervriendelijke mensen ook kleren wassen en op de laatste avond was het een roerig afscheid.

 

De treinrit meer naar het zuiden bracht een nieuwe ervaring qua treinreizen, namelijk een zitplaats waar je ook de nacht mee doorgaat. In eerste instantie voor ons de tweede keus, want horizontaal reizend ga je toch wat relaxter de nacht door, maar die keus werd ons ontnomen. Toen ik wegrijdend uit Hoi An het aantal mensen in de coupe deelde door het aantal stoelen kwam ik uit op een breuk die groter was dan 1. Op dat moment dacht ik nog, die stappen straks uit voor dat de nacht valt…maar later bleek dat ik was vergeten om ook alle ruimte op de grond en het gangpad mee te tellen. Het kan ook zijn dat ik in maar twee dimensies dacht en Vietnamezen wat verder zijn met hun driedimensionaal denken. Voor iedereen was namelijk een slaap of snurkplaats en een slaapzak van kranten is zeer functioneel (hoef je in ieder geval voor de krant het bed niet uit).

 

Aan de stad Saigon (of Ho Chi Min City wat je wilt) is moeilijk te ontkomen als je in het zuiden van dit land rondtrekt en is ook zeker de moeite waard. We genieten hier van onze eerste cocktail op deze reis in zo ongeveer het duurste hotel van de stad, waar we naar binnen sneaken om vanaf het dakterras de zon naar het westen te zien verhuizen. Het gevoel bij Saigon is ineens heel anders met een mochito in je hand. Het contrast met de lunch op een andere dag, zittend op een vluchtheuvel van gras, tussen een paar wegen is groot en dat is mooi. Mooier is het nog nu dit schrijvend te bemerken dat deze ervaringen met eenzelfde waarde in mijn gevoel zijn opgeslagen. De norm om te onderhandelen is ook hier weer tot kunst verheven en soms ga je net over de grens. Achterop een taxibrommer zitten wij met zijn tweeën (voor de prijs van 1) zonder helm en als ik de chauffeur die voor mij zit vraag waarom hij op elke kruising stopt en via kleine straatjes naar de door ons gekozen bestemming rijdt, antwoord hij dat het niet is toegestaan om meer dan een persoon te vervoeren als taxibrommer en dat ook een helm verplicht is. Het voorkomen van een ontmoeting met de politie van deze stad werd ineens ook voor ons belangrijk. Helemaal als de Vietnamezen in politiecellen ook driedimensionaal kunnen denken.

 

Het weerzien met de Mekong (eerder op grote hoogte in China zagen we kleine stroompjes ontstaan, die we hier met heel veel broertjes en zussen een grote familie zien vormen) is een kleine desillusie. Het water heeft in haar verloop alle viezigheid meegenomen die maar te vinden was, dus niet echt zwemwaardig. Toch is het rondfietsen en varen in de Mekongdelta een niet vervelende activiteit, wel met mogelijke schrikeffecten. Ik had er een toen een medetoeriste het op een gegeven moment nodig vond om een slang van 4 meter lang en zo dik al het middel van een gemiddelde Vietnamees om mijn nek te leggen. Ik was gelukkig getraind in nadoen van een boer met kiespijn.

 

Een van de reisdagen die mij lang bij zal blijven is die van Saigon naar het dorp van waar de boten vertrekken naar Phu Quoc. De hele dag zitten we in een bus en rijden door de Mekongdelta waar we eerder al fietsend, wandelend en botend door heen gingen. De zon staat hoog aan de hemel, waarvan het bewijs in de bus nadrukkelijk aanwezig is. De warmte vermengd met zweetlucht zou je aan dikke plakken kunnen snijden. Uur na uur rijgen wij aan elkaar tot de ketting op vijf minuten na klaar is, en het ineens met bakken uit de lucht komt. Tuurlijk het is regenseizoen in deze streek, maar het was de hele dag toch schitterend weer? De bus stopt op het station dat ook voor ons bedoeld is, terwijl wij nog de hoop hadden dat de busrit nog eve zou duren totdat de hoosbui weer door de zon was verslagen. Buiten de bus wachten naast de onvermijdelijke waterstralen ons ook nog een stuk of tien mannetjes op die ons perse willen vervoeren, een ritueel dat in Azië niet meer dan normaal is en in Nederland wederom wat van ons aanpassingsvermogen vergt. De uiteraard goed geïnformeerde mannetjes vertellen ons dat waar wij heen willen echt heel heel ver is. In ieder geval te ver om te lopen. Voor ons zowel een teken dat het waarschijnlijk best te doen is om te lopen anders zouden ze het niet zo hoeven te benadrukken, als ook een enorme motivatie om te laten zien dat Nederlanders de enorme afstanden wel even te voet kunnen doen. Dus volledig in plastic ingepakt, wat met een temperatuur van rond de dertig graden in een aardig broeikaseffect resulteert, op zoek naar een slaapplaatsje in de haven. Natuurlijk is het iets langer lopen dan verwacht, helemaal als de schemering opdoemt, ligt het daarom heel voor de hand om een beetje te verdwalen. Dat doen we dan ook. De schemer maakt plaats voor de nacht. We weten niet waar we zijn, hebben nog geen plaatsje voor de nacht, een rammelende maag en de regen besluit ons nog iets te verlaten. Op zulke momenten gaat er veel door je heen. Ook hoe je er in Nederland op dat moment bij had kunnen zitten. Ook weet je dat een happy ending van dit verhaal misschien wel om de hoek ligt. Een uurtje later zitten wij bij Vietnamezen in een soort van woonslaapkamerkeuken, liggen onze kleren te drogen en mogen we hier ook slapen voor twee euro, terwijl onze gastvrouw in de keuken voor ons aan de gang is. Een ticket hebben we op straat ondertussen ook bemachtigd voor de eerste boot de volgende ochtend naar Phu Quoc. Een eiland dat dichter bij Cambodja ligt dan het vaste land van Vietnam en daarom een continu dispuut tussen beide landen vormt, maar bovenal een tropisch eiland dat leeft van visvangst en visolie.

 

Rustig aan doen is dit eiland op het lijf geschreven en daaraan doen wij graag een weekje mee. De koelkast die we tot onze verbazing prominent in onze kamer zien staan zorgt er voor dat wij deze al snel vullen met van alles en nog wat van de plaatselijke markt. Het vrije campinggevoel komt om de hoek kijken als we met een zelfgefabriceerd ontbijtje de dag op het strand de nieuwe dag begroeten en ’s middag lunchen met een gepimpte instantnoodles. Heerlijk om deze vorm van vrijheid te beleven.

 

Wat de Vietnamezen kunnen, kunnen wij ook. Brommeren blijkt de beste manier om iets meer van het eiland te zien dan louter ons minibungalowtje op het strand en het visolieproducerende dorpje in de buurt. De visolie hebben we trouwens niet gezien, maar geloven van iets dat op een andere wijze zo aanwezig is…tja dan is ontkenning wel heel naïef. Scooterend besef ik dat ik een stukje brommerloze jeugd aan het inhalen ben, iets dat snel weer uit mijn gedachten verdwijnt als alle concentratie nodig is om het apparaat enigszins soepel over de grond te sturen, dat ze hier wegen noemen, maar waar in Nederland de akkers er nog strakker bij liggen. Alleen grenzen in Nederland de landbouwgronden niet aan een melkwit strand (ik vind melk namelijk witter dan hagel, dus vandaar). Het zand is niet alleen erg wit maar ook erg fijn qua structuur. Zo fijn zelfs dat ik twijfel of we hier met zand te maken hebben of een nieuw soort van korrelverzameling. Gelukkig maar dat ik van nature snel afgeleid ben en mijn aandacht zich richt op de kleur van de zee. De smaak van bounties loopt mij in de mond en ik tuur naar de horizon naar piratenschepen en zeemeerminnen. Andere mensen zouden dit “het paradijs” noemen.

 

Ondertussen weten wij op een volgende stopplaats de door mensenvleesverpeste watervallen weer snel achter ons te laten en brommeren het eiland verder over. Stoppend daar waar de plaats een stop rechtvaardigt, zoals bij het vrouwtje dat een mysterieus bananenblad met vulling voor mijn neus houdt (zie de foto op deze website). De inhoud kan mij niet schelen en ik weet alleen maar dat ik het wil proberen. Even later op het witte zand komt er een rijstbananensubstantie tevoorschijn uit het groene blad. Sindsdien speur ik in Azië nog steeds naar andere vrouwtjes met bananenbladeren.

 

In de laatste uren van deze week op het eiland worden we geheel in stijl op twee brommers over de onverharde wegen naar het vliegveld gereden met de backpack tussen de benen van de “chauffeur”. Daar staan we dan tussen de locals, die net als ons ook hun eiland gaan verlaten en waarvan een medepassagier heeft gekozen om een enorme vis mee te nemen. Het krantenpapier waarmee de vis is ingepakt kan de inhoud van dit pakket niet verhullen. Het pieterpeutigerige karakter van deze “luchtaanlegsteiger” (ik kan deze plek echt geen luchthaven noemen) is overal aanwezig. Het op de instapkaart geprinte “gatenummer” is in mijn ogen ietwat overbodig, aangezien er maar een is en het vinden van het enige vliegtuig dat op het asfalt geparkeerd staat is überhaupt niet zo gecompliceerd. Verder heeft de brandweer hier geen brandweerwagen tot de beschikking, maar wel een brandweerbrommer. Met een laatste blik van bovenaf zeggen wij gedag tegen Phu Quoc.

 

Vietnam doorkruisend wordt duidelijk dat de directe buurlanden van dit land veel overeenkomsten opleveren. Een land dat we in gesprekken met anderen een aantal keren hebben horen terugkomen is Myanmar. Mystiek, geregeerd door militairen, grotendeels onontdekt, deels onbegaanbaar en ontoegankelijk, ruw, spiritueel…daar gaan we zo snel mogelijk naar toe. De stad der engelen (ook wel Bangkok) zullen we aan moeten doen om een toegangsstempel voor Myanmar te kunnen krijgen. Thailand is daarmee als volgende halte niet meer dan een tussenstop.

 

Mijn beeld van Vietnam, dat ik in de afgelopen drieëndertig jaar had vormgegeven in mijn gedachten blijkt binnen een maand volledig op de kop te zijn gegaan. De lekkerste loempia’s komen blijkbaar niet uit Vietnam, tour-of-duty is niet eens te koop in de illegale dvd-shopjes (legale dvd’s zijn trouwens nergens in Azië te koop) en de bootvluchtelingen stammen uit een verleden, voordat Vietnam zich als Aziatisch tijger ontpopte. Ik denk terug aan hoe vol mijn gedachten zaten met beelden over allerlei onderwerpen die ik niet zelf heb ervaren en besef tegelijk het magere waarheidsgehalte van dit alles in mijn hoofd.

Alles wat nu bewezen is, was hiervoor louter een verbeelding.

 

Foto’s

1 Reactie

  1. marleen:
    19 september 2010
    He Rem
    Het is zaterdagnacht
    en still op de SEH
    zoals het niet hoort
    misschien een storm die nog gaat komen...
    Wat schrijf je toch goed
    ben benieuwd wanneer je dit gaat uitgeven
    Alles ok dus met jullie??
    Bij ons gaat het heel goed; Iedereen is blij en gek op lekkere hapjes,
    ook de groeten aan Jeroen en Katelijne
    xMarleen en A,S,A,H,R